Werken bij Defensie. Je moet het maar kunnen!

Foto: S. Brugman

Voor de meeste lezers van de NUT-Nieuwsbrief is deze catchphrase wel bekend. Maar wist u dat Defensie zelf ook taaldocenten in dienst heeft? Defensie bevat namelijk allerlei opleidingen. Het domein ‘taal’ is voor deze opleidingen gecentreerd in het TalenCentrum Defensie (TCD), dat ook is aangesloten bij de NUT. En voor TCD-docenten wordt die catchphrase dan ineens heel interessant.

Want wat moet de gemiddelde militair eigenlijk allemaal kunnen? Bijna alle talendocenten van het TCD zijn burgermedewerkers, en dus leken als het gaat om de praktijk van de militair. Maar net als andere onderwijzers willen wij ons taalonderwijs natuurlijk zo goed als mogelijk op de daadwerkelijke praktijk aan laten sluiten.

Om die reden grijpen we kansen om de praktijk zélf mee te maken graag aan. Snuffelen aan de militaire praktijk geeft ons ontzettend veel inzicht. Handig voor wat we gaan doen in het klaslokaal. Maar soms vindt het onderwijs dat we aanbieden zelfs in het veld zelf plaats en niet in een klaslokaal.

U begrijpt: wij hebben zo onze ‘wars stories’. En onze ervaringen delen wij graag met u. Aan het eind van vorig kalenderjaar kregen twee docenten Engels bijvoorbeeld de gelegenheid om met de Koninklijke Marine mee te varen tijdens zogenaamde ‘bootjesreizen’. Hun verhalen vindt u hieronder.

 

Benieuwd geworden naar wat onze docenten doen met de kennis die we tijdens dit soort snuffeldagen verwerven? Kom dan naar de presentatie van TCD-collega’s Harry Kirkels en Karishma Chafekar tijdens de Jubileumconferentie op vrijdag 5 april. De presentatie genaamd ‘Willing suspension of disbelief: An impression of the English Communicative Skills Course for the Short Officer Course at the Netherlands Defence Academy’ gaat over de task-based benadering van ons onderwijs, waarbij een scenario gebruikt wordt dat zich afspeelt in het toekomstig werkveld van onze militaire studenten.

 

Laetis: A Day (or Two) in the Life… of a Landlubber

In het kader van mijn permanente educatie en persoonlijke ontwikkeling kreeg ik onlangs de gelegenheid om op de Zr. Ms. Snellius mee te varen, een schip van bescheiden afmetingen dat gebruikt wordt voor hydrografische opnemingen.

Op maandag 3 december meldde ik me met frisse moed aan boord van de Snellius, en om een uur of tien voeren we de haven uit met het plan om op woensdag weer terug te varen naar Den Helder. Helaas liep het anders dan gedacht, want halverwege mijn eerste echte vaardag kreeg de Snellius serieuze malheur met de voortstuwing en moesten we terugkeren naar Den Helder. Jammer!

Maar ik telde mijn zegeningen. Ik mocht in de machinekamer kijken en weet nu dat de koppeling in de as naar de schroef die nodig is voor de overbrenging al tijdens de assemblage van het schip precies juist gemonteerd hoort te zijn. Als dat niet gebeurt, dan treden er later nare bijwerkingen op.

Nog een voordeel van mijn dagje buitengaats: ik heb een man-overboord-oefening meegemaakt en met bewondering gezien hoe de dummy binnen zeven minuten uit het koude zeewater werd gevist.

En ik weet nu ook dat als je zeeziek bent, je beter geen antizeeziekpilletjes kunt nemen. Ze schakelen dan wel de prikkel naar het braakcentrum van de hersenen uit, maar ze hebben daarnaast ook nog extra geestverruimende effecten, vooral als je de maximale dagelijkse dosis binnen vier uur consumeert. Ik geloof ook dat ik geen echte zeebenen heb.

 

Kim: ‘English at Sea’ in Noorwegen

Op 3 oktober vertrok ik naar Bergen, Noorwegen, gewapend met materialen om (taal)assessments te doen, en een koffer die uitpuilde met warme en waterdichte kleding. Mijn missie was om de cursus ‘English at Sea’ te geven aan eerstejaarsstudenten van het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM). Ik zou aanmonsteren op de Statsrad Lehmkuhl, een driemaster gebouwd in 1914, en meezeilen met de ‘bootjesreis’, de eerste intensieve zee-ervaring voor deze studenten.

Het ‘English at Sea’-programma was meer gericht op het vaststellen waar de studenten goed in waren wat betreft communicatie in het Engels, dan om een ‘niveau’ te bepalen. Het idee was dat studenten vervolgens in verschillende cursussen zouden worden geplaatst die aansloten bij hun behoeften, in plaats van een algemene cursus voor iedereen aan te bieden.

Je kunt plannen maken, maar de natuur gaat haar eigen gang. Vanaf het prille begin hadden we erg ruw weer; de ene storm volgde na de andere en het schip werd als een veertje over de Atlantische Zee van Noorwegen naar IJsland geblazen. Het grootste deel van de lessen in de klas stond gepland tijdens de eerste twee dagen, maar door de hoge golven waren de studenten al snel uitgeschakeld door zeeziekte. Zelfs ik had er even last van, terwijl ik toch wel wat gewend ben.

Toen we eenmaal in Reykjavik waren gearriveerd, kreeg iedereen de kans om even bij te komen. We maakten een rondrit langs de highlights van IJsland en ik genoot van de uitgestrekte en ruige schoonheid. Na een aantal dagen hervatten we de terugreis naar Bergen. Het was nog steeds onstuimig, maar de studenten waren nu beter gewend aan de zee en we konden de assessments afronden.

In Bergen, onze laatste stop voor de terugreis, hadden mijn collega’s van het KIM een rondleiding geregeld in het Noorse Marine College, gevolgd door een avond waarbij de Nederlandse en Noorse adelborsten elkaar konden leren kennen. Ook kon ik nog een meeting plannen met een aantal taaldocenten van de Noorse Defensie, onder andere om de banden aan te halen voor een informeel netwerk van Engelse taaldocenten die werken voor de Marine.

Tegen het eind van onze reis voer het schip de haven van Bergen in en de adelborsten zongen zeeliederen uit volle borst, terwijl ze hoog in de tuigage zaten. De liederen weerkaatsten van de zeven bergen rondom de haven en mensen kwamen tevoorschijn uit hotels en kantoren om het schip te kunnen zien naderen. Het was heel indrukwekkend en tegelijkertijd triest dat dit het einde van de reis betekende.

Ondanks de ontberingen op zee (en de collectie blauwe plekken die ik opliep, toen ik in de buik van het schip werd rondgeslingerd), was ik blij dat ik deel heb mogen uitmaken van dit innovatieve programma. Het voelde als een belangrijke missie voor TCD en de Marine, en het was een geweldige ervaring die ik,  hoop ik, nog een keer mag meemaken – ok, misschien met wat rustiger weer!

 

(Naomi Semeijn, Laetis Kuipers-Alting & Kim Beckwith, TalenCentrum Defensie, Nederlandse Defensie Academie)